Oceaandiep en behind closed doors
Hij komt sinds een halfjaar bij me voor sessies. Grote man. Hippe kleren, schoenen van ongetwijfeld een duur merk, en een klein bang jongetje in hem verstopt. Dat jongetje wil graag gezien worden, verlost worden. Iemand heeft hem lang geleden tegen zijn zin in verstopt in dat grote lichaam en daar zit hij nu nog steeds, bibberend van angst.
De man is via-via bij me gekomen, nadat hij op verschillende plekken eerder heeft getracht z’n heil te zoeken. Om vervolgens niet langer te komen zodra het spannend wordt, vermoed ik. In ieder geval is het duidelijk dat we voorlopig nog niet diep moeten duiken. Wat iemand anders misschien als een pierenbadje zouden zien, ervaart hij als een onmetelijke diepte in een donkere oceaan. Zijn reddingsboei heet Weglachen, zijn reddingsboot Vluchten. Dus blijven we aan de oppervlakte. Safety first.
De oppervlakte is bekend terrein voor de grote man. En dat houdt bijvoorbeeld in: uitleggen. Dus leg ik uit hoe sommige dingen in elkaar steken en een effect op elkaar hebben. Hoe ons hoofd makkelijks iets anders kan maken van dat wat ons lichaam ons wil vertellen. En het hoofd van deze man heeft wel oren naar uitleg. Eerst maar eens willen begrijpen, voordat hij durft te voelen.
Dus vertel ik iets over ons autonome zenuwstelsel, over hyper, hypo, dorsaal, window of tolerance. Over gehechtheid. Over dat je naar jezelf kunt kijken alsof er verschillende delen in je zitten die soms nadrukkelijk aanwezig zijn en het van je over nemen. Bijvoorbeeld omdat ze stellige overtuigingen aangeleerd hebben gekregen of zichzelf hebben aangeleerd. Of omdat ze situaties in het hier en nu nog steeds ervaren zoals ze dat op jonge leeftijd ervoeren.
Stap voor stap neem ik hem mee in IFS, somatic experiencing en de lightversie van de polyvagaaltheorie. Af en toe gaan verlaten we even z’n bovenkamer om af te dalen naar het lichaam. Vooral niet te lang. Even iets van lichaamssensaties voelen en daar bij blijven is oké en dan gaan we weer terug. Voordat het té spannend voor hem wordt en zijn beschermers de deur helemaal dichtgooien.
Inmiddels begrijpt de man dat hij kennelijk goed afgetrainde beschermers heeft en hij is er ook trots op dat ze de deur hooguit op een kier durven te zetten. Nou, van mij mag hij er trots op zijn. Niets in mij wil z’n beschermende delen dwingen om de deuren wagenwijd open te zetten. En dat laat ik hem weten. Wel vraag ik hem of hij zou willen weten wat zich achter die deuren zou kunnen bevinden. Of wie daar achter zit. Wachtend en smachtend om verlost te worden.
Ja, dat zou hij wel willen weten. Maar, zegt de man, voorlopig laat ik ‘t daar lekker zitten. Als ik hem vraag of hij dat zelf zegt of dat misschien een beschermend deel in hem dat zegt, begint hij eerst te lachen. En dan wordt het stil. Na een tijdje mompelt hij, recht voor zich uit kijkend: verdomme Klaas. Dit doe ik dus al zolang ik me kan herinneren.
Wordt vervolgd. Misschien.